In de zomer komen er ineens allemaal vliegende mieren uit allerlei gaten in de grond tevoorschijn (zoals tussen de tegels en stenen van je terras) en kunnen een paar dagen lang een ware plaag zijn in je tuin. Meestal komen ze eind juli of begin augustus in groten getale tevoorschijn. Het verschijnsel is echter totaal onschuldig, want in deze periode komen de mannetjesmieren uit een kolonie tevoorschijn om te gaan paren met de vrouwtjes. Daarom zie je in deze korte periode veel gevleugelde mannetjesmieren en jonge koninginnen (vrouwtjes). Er zijn verschillende soorten mieren, dus per soort zijn er in andere periodes vliegende mieren te zien. De mier die in Nederland het meest voorkomt is de wegmier. De rest van het jaar zie je vrijwel alleen de werksters rondlopen.
Als het daadwerkelijk tot een paring komt dan vliegen jonge koninginnen en de vliegende mannetjesmieren hoog in de lucht om te paren. In deze periode zijn ze wel kwetsbaar voor vogels die ze als een lekker hapje zien. Voor de mannetjes maakt het in feite niet zoveel uit, want ze gaan allemaal na de paring dood (in een schamel tijdsbestek van slechts 48 uur). De vrouwelijke mieren (koninginnen) leven wel langer door.
Een deel van de mannetjes wordt geboren met tijdelijke vleugels om ze te kunnen paren in de lucht. Buiten het paarseizoen komen er vooral werksters uit de eitjes. Werksters kunnen geen nageslacht produceren. Ze onderhouden het nest en verzorgen de larven.
Als de vrouwtjes uitvliegen is het startsein van het paarseizoen. De mannetjes vliegen er als een dolle achteraan, maar kunnen niet erg goed vliegen. Zo'n enorme plaag vliegende en parende mieren in de lucht wordt ook wel een bruidsvlucht genoemd. Al die vliegende mannetjes in de lucht vliegen rond als brokkenpiloten, want met die tijdelijke vleugeltjes kunnen ze eigenlijk helemaal niet zo goed vliegen. Bovendien, als ze niet neerstorten eindigen ze veelal als een hapje voor vogels. Maar omdat ze met miljoenen op zoek gaan naar een partner zullen er altijd genoeg overblijven die wel weten te paren om zo nageslacht te kunnen produceren.
Na de daad gaan de mannetjes snel dood en de vrouwtjes (koninginnen) dalen weer af naar de grond om een eigen kolonie te stichten. Tijdens de paring in de lucht heeft ze genoeg zaad om de rest van haar leven eitjes te kunnen bevruchten. Ze slaat het zaad op in een zaadkamertje, waarvan ze zo nu en dan het spreekwoordelijke deurtje open zet. De vleugels heeft ze nu niet meer nodig en zullen eraf vallen.