In de tijd van de ruilhandel bestond er nog geen geld. Destijds werden bijvoorbeeld schoenen geruild voor kookpotten en kleding voor vlees. Het oudste ruilmiddel wat er bestond was vee. Je was erg rijk als je in die tijd veel vee had. Het was destijds een hele zoektocht om iemand te vinden die precies dat met je wilde ruilen. Ruilhandel leverde praktische bezwaren op en daar heeft men toen iets op bedacht, namelijk geld. Geld als ruilmiddel werd heel geleidelijk gebracht. Eerst werden waardevolle weinig voorkomende goederen als betaalmiddel gebruikt, maar ook bont, zout, schelpen, tanden, kralen, cacaobonen en thee werd in die begintijd als geld gebruikt.
Maar heel langzaam deden de kostbare metalen als goud en zilver hun intrede om als standaardwaarde te kunnen dienen, oftewel geld. Er werd een maat gebruikt om de waarde van een artikel goed te kunnen bepalen. Zo was al snel in de volksmond een bepaalde koopwaar zoveel goud of zilver waard. Toen deze waarde-eenheid helemaal ingeburgerd raakte is men begonnen met het verdelen van de metalen in stukken met een vast gewicht. Zo zijn de muntstukken ontstaan. Zo is in feite het geld als betaalsysteem geboren.
![](https://static.wixstatic.com/media/788ca5_64a66a0245a340d389b5ad1abfc56212~mv2.jpg/v1/fill/w_343,h_147,al_c,q_80,enc_auto/788ca5_64a66a0245a340d389b5ad1abfc56212~mv2.jpg)
De oudste munten die bewaard zijn gebleven dateren uit de 7e eeuw voor Christus en werden gemaakt door de Lydiërs in Klein-Azië. Men denkt dat de Chinezen er nog eerder bij waren met hun geld maar bewijzen daarvoor zijn er helaas (nog) niet. Deze Chinese munten hadden waarschijnlijk de vorm van het product wat gekocht moest worden, bijvoorbeeld een menselijk lichaam voor een kledingstuk.
Het geld van vroeger zag er nog niet zo mooi uit als heden ten dage. De muntstukken hadden allemaal grillige onregelmatige vormen en hadden ruwe cijfers en afbeeldingen op beide zijden, maar ja fabrieken en machines waren er in die tijd nog lang niet. De industrialisatie kwam immers pas vele eeuwen later op gang.
Na een tijdje begonnen de regeringen van de landen zich hier ook mee te bemoeien en eisten het alleen recht op om zelf munten uit te kunnen geven. Deze munten werden toen ook al voorzien van inscripties en afbeeldingen om duidelijk herkenbaar te kunnen zijn. Ieder muntstuk had zijn eigen waarde afhankelijk van het soort metaal en gewicht.
In de Eerste Wereldoorlog ging men anders denken over geld. Mede door de economische problemen in die tijd dacht men dat munten zelf niet een speciale waarde hoefden te hebben. Toen stapten heel veel regeringen over op geld wat niet de metaalwaarde had wat op de munt stond vermeld. Nu nog steeds nemen we een munt of munten aan als betaling en niet omdat de munt zo waardevol is maar omdat we vertrouwen hebben in de regering die de muntstukken uitgeeft.
De vraag is nu echter of geld als betaalmiddel zijn langste tijd heeft gehad. Steeds meer mensen pinnen immers in de winkel. Na de recente cyberaanvallen en DDoS aanvallen op internet denk ik dat het verstandig is om ook altijd weer over te kunnen stappen op echt muntgeld. Trouwens, echt geld is in bepaalde situaties nog steeds onmisbaar. Denk aan geld in het spaarvarken van uw kind, uw kind wat een boodschap doet in de winkel, de collectant, de kermis, de markt, pretpark, een heitje voor een karweitje, een ijsje kopen, de parkeermeter en zo kun je nog wel een tijdje doorgaan.