top of page

Ringslang (Natrix natrix)

Foto van schrijver: BertovdBijBertovdBij

Bijgewerkt op: 29 jan 2022

De ringslang is een watergebonden slang die behalve in vrijwel geheel Europa ook hier in Nederland voorkomt. Ringslangen komen ook voor in Azië en in het noordwesten van Afrika. Deze slang is vrij goed herkenbaar aan zijn gele en zwarte vlekken achter de kop. Verder is hij egaal grijsbruin tot olijfgroen van kleur en op de flanken heeft hij soms wat zwarte strepen. Vrouwtjes kunnen 120 tot 130 centimeter lang worden en mannetjes blijven op zo'n 90 centimeter steken. Vrouwtjes zijn behalve langer ook sterker dan de mannetjes. Met deze relatief bescheiden afmeting is het toch de grootste slang van ons land.


Deze slang kan erg goed zwemmen en houdt dan meestal zijn kop boven water. Hij komt komt niet alleen voor in natuurgebieden, maar wordt ook weleens gesignaleerd in de buitenwijken van grote steden. Een ringlang is niet giftig. Hij is ongevaarlijk maar kan wel sissen als hij wordt gestoord, maar bijten zal hij zelden. Een ringslang vlucht dan liever het water in als hij de kans krijgt. Bij dreigend gevaar kan de ringslang wit vocht uitscheiden uit zijn staart wat ontzettend kan stinken. Ze kunnen zich ook schijndood houden totdat het gevaar weer is geweken. Net als andere slangen oriënteert hij zich op de reuk door zijn tong regelmatig uit de bek te steken.



Ringslangen kunnen tot wel 20 jaar oud worden en ze eten vooral salamanders, kikkers, padden en andere zoogdieren. De prooi wordt nooit gewurgd maar in een keer meestal levend verzwolgen waarbij de kop altijd als eerste wordt ingeslikt. Deze slang geeft ook een slijmerige afscheiding af die voor sommige kleinere dieren al dodelijk kan zijn. Ze jagen overdag veelal langs het water en 's nachts houdt hij zich schuil onder stenen en houtblokken. Het is een gespierde slang en hij kan zich daardoor relatief snel verplaatsen op het land. Het is dus een watergebonden slang en daarom zie je ze veelal in de buurt van natte graslanden, moerassen, broekbossen en laagveengebieden. Als het kouder wordt in de winter dan gaan ze in winterslaap. Hij overwintert in de grond van oktober tot maart.


In april en mei wordt er gepaard en vervolgens worden er in juni of juli eieren gelegd. Als er wordt gepaard dan wrijft het mannetje zijn ruwe keel tegen haar lichaam en als het tot een paring komt dan winden de slangen zich om elkaar heen en zijn dan verstrengeld. Het zijn meestal een stuk of 30 relatief ver ontwikkelde eieren en ze worden op een beschutte plaats zoals onder mos of bladeren gelegd. De eieren zijn doorgaans aan elkaar gekleefd omdat de eieren een weke schaal hebben. Na een tot twee maanden (afhankelijk van de temperatuur) komen de jongen een voor een uit het ei en dan zijn ze zo'n 15 centimeter lang. Jonge ringslangen eten voornamelijk wormen, kleine kikkers, kikkerlarven en visjes.

2 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post

Inschrijfformulier

Bedankt voor de inzending!

© Bizzybee Library

bottom of page