De meeste soorten pissebedden leven in het water (zout en zoet), maar sommige soorten hebben zich aangepast aan het leven op het land. Het is tevens de enige kreeftachtige die op land kan leven en is daarmee meteen ook de meest succesvolle kreeftachtige. Je komt ze overal ter wereld tegen. Pissebedden zijn onmisbaar voor de bewerking van onze bodem, want ze recyclen plantaardig materiaal en dragen op deze manier bij aan de koolstofkringloop. Ze ruimen dus het afval in de natuur op, maar het zijn ook effectieve schimmelbestrijders. En als er niet voldoende dood plantaardig materiaal aanwezig is, dan kunnen ze zich ook tegoed doen aan levende planten of paddenstoelen en dan hebben ze wel een voorkeur voor vlezige plantendelen. Eigenlijk zijn pissebedden kleine helpers in uw tuin!
![](https://static.wixstatic.com/media/788ca5_d02389d5bd02455aacb9c04cd3ddb3c5~mv2.jpg/v1/fill/w_654,h_340,al_c,q_80,enc_auto/788ca5_d02389d5bd02455aacb9c04cd3ddb3c5~mv2.jpg)
Pissebedden hebben een ovaal afgeplat lichaam met harde elkaar overlappende platen oftewel segmenten. Ze hebben op hun kop voelsprieten en hebben in totaal 7 paar poten. De kieuwen zitten in hun achterpoten en ze ademen met als vissen en kreeften. Deze kieuwen worden uropoden genoemd en moeten altijd vochtig blijven. Als deze kieuwen uitdrogen, dan gaat het pissebed dood. De kieuwen zitten achterop het lichaam en het zijn twee stompe uitsteeksels. Pissebedden zijn er in de kleuren grijs, geelachtig, paarsbruin met soms lichtere en donkere vlekken. Je vindt ze vaak op donkere vochtige plekken, zoals in de kelder, onder stenen, onder dood rottend hout (boomschors), tussen dode bladeren op de grond of in een composthoop.
Bij dreigend gevaar kunnen pissebedden zich oprollen als een balletje, maar ze zijn dan ook vrij schuw. Als ze worden gestoord, dan kunnen ze hun pootjes en antennes intrekken en zich dus oprollen. Vervolgens houden ze zich dood in de hoop dat de aanvaller weer weg zal gaan. De meeste soorten pissebedden kunnen zich ook maar moeilijk verdedigen omdat ze zo langzaam zijn. Pissebedden zijn vanaf de prehistorie vrijwel niet veranderd en wandelen nog steeds rond hier op de aarde.
Het vrouwtje paart meerdere keren per jaar met verschillende mannetjes en dat begint in het voorjaar en gaat het hele jaar door, behalve als het te warm is. De eitjes die ze vervolgens produceert zijn vrijwel niet te zien met het blote oog. Een groter vrouwtje zal meer eitjes met zich meedragen dan een kleiner vrouwtje. De eitjes worden meegedragen in het lichaam in een soort broedbuideltje. Na zo'n 4 weken komen er larven uit de eitjes en ze zijn wit van kleur en slechts enkele millimeters groot. Een jong pissebed is kleiner en heeft dan ook minder segmenten en minder poten dan volwassen pissebedden. Tijdens het groter worden vervellen ze regelmatig en per vervelling zal het aantal segmenten en pootjes in aantal toenemen, totdat ze volwassen zijn geworden.