Narwallen zwemmen veelal rond in de Arctische wateren in de buurt van Groenland, Canada, Rusland en Noorwegen. In deze regio bevindt zich meer dan 90% van de totale populatie aan narwallen. Er wordt geschat dat er nog zo'n 30.000 tot 40.000 narwallen rondzwemmen al komen ze op sommige plekken in de Arctische wateren veelvuldig voor. Ze kunnen 4 tot 5,5 meter lang worden, exclusief de slagtand. Deze slagtand kan tot wel 3,5 meter lang worden. Hoe groter de slagtand, des te meer seksuele aantrekkingskracht ze hebben. In deze slagtand zitten miljoenen zenuwuiteinden die het zoutgehalte en de waterdruk kunnen meten. Eigenlijk is deze lange slagtand dus een soort antenne die informatie kan verstrekken in het donkere water. Diep in het water is het aardedonker en daarom kunnen ze hun slagtand gebruiken om zich te kunnen oriënteren. Ook bewegen ze de slagtand heen en weer tijdens de jacht en daardoor raken vissen waarschijnlijk gedesoriënteerd en dan kunnen de vissen eenvoudig worden opgegeten. Deze slagtand loopt in een spiraal. Vrouwtjes hebben bijna nooit zo'n grote imposante slagtand, terwijl sommige mannetjes er twee kunnen hebben. Zo'n slagtand is ongeveer 10 kilo zwaar.
![](https://static.wixstatic.com/media/788ca5_82f8d37d698c48ffa6b28c58c3b7a1f7~mv2.jpg/v1/fill/w_259,h_194,al_c,q_80,enc_auto/788ca5_82f8d37d698c48ffa6b28c58c3b7a1f7~mv2.jpg)
De narwal wordt met uitsterven bedreigd doordat hun slagtand een geliefd product is, net als het vlees. Er wordt nog steeds intensief illegaal op ze gejaagd. Ze zijn de meest noordelijk voorkomende walvisachtigen. Ze hebben twee tanden in hun bovenkaak en bij mannetjes wordt de linkertand een grote slagtand. Mannetjes worden ook zwaarder dan vrouwtjes, namelijk tot wel 1600 kilo. Een narwal heeft geen rugvinnen en zijn grijs gevlekt van kleur. Een narwal wordt ook wel een tandwalvis of de eenhoorn van de zee genoemd.
Hun voedsel bestaat uit vis, inktvis, garnalen en zeekat (sepia). Ze kunnen wel 1500 meter diep duiken en kunnen wel een half uur onder water blijven. Ze zoeken hun voedsel aan de rand en in het ijsvrije water gedurende de zomer. Tijdens de winter blijven ze in ondiep water om zich te voeden met vissoorten die boven de bodem van de zee leven. In de zomer zwemmen ze naar de open oceaan waar ze ook andere vissoorten opeten zoals heilbot en kabeljauw.
Narwal betekent lijkwalvis en ze worden zo genoemd omdat ze een bleke kleur hebben en omdat ze een heel groot gedeelte van de dag op hun rug liggen alsof ze dood zijn. Ze zijn echter verre van traag en kunnen verrassend snel zwemmen om te ontkomen aan belagers, zoals de orka's, ijsberen en haaien. Ze leven in groepen van 5 tot 20 soortgenoten. Sommige groepen bestaan alleen maar uit moeders met hun jongen terwijl andere groepen alleen bestaan uit mannelijke dieren.
Als de mannetjes 8 tot 9 jaar oud zijn bereiken ze hun seksuele maturiteit en de vrouwtjes gaan voor het eerst paren als ze tussen de 4 en 7 jaar oud zijn. De voortplanting vindt plaats in de zomer en de zwangerschap bij het vrouwtje duurt ongeveer 15 maanden. Het vrouwtje zorgt alleen voor haar jongen en ze zogen ongeveer vier maanden bij hun moeder. De jongen zijn vlak na de geboorte egaal grijs van kleur, maar laten worden ze donker gevlekt. Pasgeborenen zijn ongeveer 80 kilo zwaar.