De Afsluitdijk is een 32,5 kilometer lange waterkering tussen de provincie Friesland en de provincie Noord-Holland en wordt toch wel gezien als een bijzonder icoon van de Nederlandse waterbeheersing. De Afsluitdijk beschermd Nederland tegen een eventuele overstroming net als de honderden kilometers lange dijken en duinen langs onze kust. In 1920 werd gestart met de voorbereidingen voor de bouw van de Afsluitdijk en in 1927 werd er daadwerkelijk begonnen met de aanleg. Het laatste sluitgat (de Vlieter) werd op 28 mei 1932 gesloten. In 1933 was er al wegverkeer mogelijk en op 25 september 1933 was de daadwerkelijke officiële opening van de Afsluitdijk.
Bij de aanleg werd voor het eerst keileem gebruikt omdat het taaier bleek te zijn dan zand of klei. Keileem was toen overvloedig beschikbaar in Noord-Nederland. Op deze manier werd langzaam maar zeker een fundering aangelegd door met zinkstukken te werken die telkens werden verzwaard met stenen. Zo ontstond er een steeds langere dam met leisteen wat het fundament werd van de Afsluitdijk. Eigenlijk is de Afsluitdijk dan ook niet een dijk maar een dam. Een dijk scheidt immers water en land en een dam scheidt twee wateren.
Tijdens de bouw werd er gebruik gemaakt van de twee speciaal aangelegde werkeilanden, Breezand en Kornwerderzand. Ook op beide oevers aan de kant van Friesland en aan de kant van Noord-Holland werd hard gewerkt aan dit megaproject. Toen de Afsluitdijk werd gerealiseerd toen werd de Waddenzee helemaal afgesloten van het IJsselmeer en daarom heet het vanzelfsprekend ook de Afsluitdijk. Hoe mooi de prestatie uiteindelijk ook was om de Afsluitdijk te kunnen opleveren had het ook een negatief effect op een aantal vissersdorpjes, want een aantal zijn helaas verdwenen. Vele vissers konden niet meer van de visvangst leven, want hun dorp lag nu aan een zoetwatermeer. De Zuiderzeevisserij was er bijna niet meer. De habitat van het leven in het IJsselmeer zou gaan veranderen.
Al in de 17e eeuw werd gepraat over de realisering van een dijk. Toen heette het water nog de Zuiderzee. Dit waren destijds plannen onder leiding van Hendric Stevin, maar uiteindelijk waren deze plannen in die tijd toen niet uitvoerbaar. In 1916 was er de grote watersnoodramp en werden de plannen weer op tafel gelegd. Men wilde een scheiding tussen het water om toekomstige watersnoodrampen te kunnen voorkomen. Civiel-ingenieur Cornelis Lely werd betrokken bij deze plannen en later werd hij minister van Waterstaat en uiteindelijk is toen jaren later de Afsluitdijk gerealiseerd al had dat nog voeten in de aarde vanwege de vele protesten, waaronder de vissers.
Cornelis Lely is later ook naamgever geworden van Lelystad, de hoofdstad van de Flevopolder of Noordoostpolder omdat hij als de vader of grondlegger wordt gezien van het gehele Zuiderzeeproject, waar de latere realisering van de Flevopolder in 1968 natuurlijk ook bij hoorde. De oostelijke polder was klaar in 1957 en de westelijke polder werd uiteindelijk gerealiseerd in 1968. Op 1 januari 1986 was de Flevopolder als 12e provincie officieel een feit. In dit Zuiderzeegebied waren vroeger hier en daar kleine eilandjes zoals Schokland en Urk.